Wat zijn hormonen
Het woord hormoon komt van het Griekse horman. Het betekent: in werking stellen. Een hormoon is een boodschapper of een signaalstofje. Ze dragen een boodschap over. Er bestaan:
- Geslachtshormonen (bv. progesteron, oestrogeen en testosteron)
- Algemene hormonen (bv. insuline, cortisol, schildklierhormonen en melatonine)
- Neurotransmitters (bv. endorfinen, dopamine, serotonine, melatonine, acetylcholine en GABA)
- Cytokinen (hormonen van je immuunsysteem)
Hormonen worden gemaakt uit cholesterol, eiwitten en een aantal uit omega 3 en omega 6-vetzuren. Ze worden door het lichaam gevormd. Er zijn meer dan 10 hormoonproducenten in het lichaam.
Hoe werken hormonen
Sommige hormonen hebben effect op het weefsel waar ze worden aangemaakt. Andere hormonen komen in het bloed terecht. Zo verspreiden ze zich door je hele lichaam. Op weg in de bloedbaan kan een cel een bepaald hormoon herkennen. Dan koppelt dat hormoon zich vast aan die celwand om zo de boodschap over te dragen. Eenmaal in de cel starten er allerlei processen. Doordat hormonen snel de cel binnenkomen werken ze heel snel.
De functie van hormonen
Hormonen zorgen voor het reguleren en handhaven van de balans van het lichaam. Ze beïnvloeden oneindig veel lichaamsprocessen zoals: dag-, en nachtritme, immuunsysteem, spier- en botbroei, zwaarte van botten, vochtbalans, bloedsuiker, stofwisseling, eetlust, bloeddruk, lichaamstemperatuur, voortplanting, gevoelens, stemmingen en gedrag.
Het gaat bij hormonen om evenwicht.
Voor een goede hormoonfunctie moet de productie van hormonen op het juiste moment aan én uitgezet kunnen worden. Ook moet er voldoende van een hormoon aangemaakt worden.
Wanneer het ene hormoon uit balans is, kan het een andere hormoon ook uit evenwicht brengen. Binnen het hormonale stelsel kan je met recht zeggen dat alles met alles samen hangt.
Welke hormonen zijn er o.a.
- ADH en oxytocine (hypofyse)
- TSH (hypofyse) – zet de schildklier aan tot de vorming van schildklierhormonen
- ACTH (hypofyse) – bevordert de aanmaak van corticoïden
- FSH – follikel stimulerend hormoon (hypofyse) – stimuleert de ontwikkeling van de eitjes
- LH-luteïniserend hormoon (hypofyse) – stimuleert de rijping van de eitjes en de ovulatie
- STH (Hypofyse) – groeihormoon
- LTH – prolactine (hypofyse) – stimuleert melkproductie
- MSH (hypofyse) – huidepigmentatie
- thyronine en calcitonine (schildklier)
- parathormoon (bijschildklieren)
- cortisol (bijnieren)
- geslachtshormonen (bijnieren)
- adrenaline, noradrenaline (bijnieren)
- insuline, glucagon (alvleesklier)
- oestrogeen (eierstok)
- progesteron (eierstok)
- testosteron, DHEA (zaadballen)
- renine, erytropëtine (nieren)
- gastrine (maag)
- zwangerschapshormonen (placenta)
- pregnenolon
- aldesteron
- vitamine D
- melatonine
- prolactine
Hormonen en voeding
Vanuit de natuurgeneeskunde wordt aandacht gegeven aan voeding die een negatieve invloed kan hebben op hormonen. Denk bijvoorbeeld aan:
- suiker
- zuivel
- tarwe en/of gluten
- omega 6-vetzuren